Controleer eens wat vaker of uw contracten en algemene voorwaarden nog actueel zijn ten aanzien van uitbesteden van transport. Want hoe incidenteel of kort de samenwerking ook is, aansprakelijkheid zit in een klein hoekje.
Veel transportbedrijven besteden regelmatig transportopdrachten uit. Dat kan zijn aan vaste charters, waar vaak mee wordt samengewerkt. Of incidenteel, aan een collega-vervoerder waar nog niet eerder of weinig mee wordt samengewerkt. In beide gevallen is het belangrijk om te controleren of het uitvoeren van de transportopdracht wel volgens de regels verloopt.
Punt van aandacht is met name het personeel dat voor de transportopdracht wordt ingezet. Er gelden namelijk diverse aansprakelijkheden wanneer het aankomt op het inzetten van personeel, die niet alleen gelden voor de rechtstreekse werkgever, maar ook voor de opdrachtgever(s) in de keten. In deze blog zal ik een aantal verschillende ketenaansprakelijkheden bespreken en uitleggen waar op gelet moet worden bij het uitbesteden van transportopdrachten.
De eerste relevante ketenaansprakelijkheid staat in de Wet Arbeid Vreemdelingen. De Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) bepaalt kort gezegd dat Nederlandse werkgevers geen gebruik mogen maken van werknemers buiten de EU, zonder dat deze werknemers een werkvergunning hebben. Werkgevers moeten controleren of hieraan voldaan wordt. De WAV kent een zeer uitgebreid werkgeversbegrip, namelijk: iedereen die in uitoefening van bedrijf, beroep of ambt, een ander arbeid laat verrichten. Ook kent de WAV een zeer uitgebreide ketenaansprakelijkheid: zowel de klant, de hoofdvervoerder en de ondervervoerder kunnen als werkgever worden aangemerkt.
Transportbedrijf A uit Rotterdam besteedt een transportopdracht uit aan Charter B uit Breda. Charter B zet op die rit een niet-Europese werknemer zonder werkvergunning in. Op enig moment krijgt Charter B een controle van de Arbeidsinspectie waar deze rit boven water komt. De Arbeidsinspectie legt vervolgens niet alleen een boete op aan Charter B, maar ook aan Transportbedrijf A. En misschien zelfs ook aan de klant van Transportbedrijf A.
Nu werkt datzelfde Transportbedrijf A vaker samen met Charter B, dus daarom hebben zij ook een overkoepelende raamovereenkomst met elkaar gesloten. In die raamovereenkomst staat dat Charter B alleen werknemers mag inzetten op ritten die in het bezit zijn van een werkvergunning. Doet Charter B dat niet, dan kan Transportbedrijf A de opgelegde boete verhalen op Charter B.
Maar helaas is het negen van de tien keer zo dat er tussen vervoerder en ondervervoerder geen overkoepelend contract wordt opgemaakt. De transportopdracht wordt simpelweg doorgestuurd en uitgevoerd op basis van vertrouwen. Gelukkig gaat dat in de meeste gevallen gewoon goed, maar mocht het dan toch een keertje misgaan, dan betekent dit wel dat de hoofdvervoerder de boete zelf moet betalen en niet kan verhalen op de ondervervoerder. Dat de hoofdvervoerder niet kon weten dat de ondervervoerder een werknemer zonder werkvergunning zou inzetten, heeft de Arbeidsinspectie geen boodschap aan.
De Arbeidsinspectie controleert ook regelmatig op naleving van de Wet Minimumloon. Bij zo’n inspectie kunnen dan niet alleen alle loongegevens van alle eigen werknemers opgevraagd worden, maar soms ook de loongegevens van de werknemers van ondervervoerders die Nederlandse cabotageritten voor de hoofdvervoerder hebben uitgevoerd. En hoewel de hoofdvervoerder in beginsel niet aansprakelijk is voor naleving van de WML ten aanzien van de werknemers van de ondervervoerder, kan er soms wel een verplichting zijn tot het verstrekken van de loongegevens aan de Arbeidsinspectie. Kan de hoofdvervoerder niet voldoen aan het verzoek tot informatieverstrekking, dan legt de Arbeidsinspectie daar rechtstreeks aan de hoofdvervoerder een boete voor op.
Betaalt de ondervervoerder zijn werknemers te weinig salaris, of misschien zelfs helemaal geen salaris? Dan is de hoofdvervoerder daar ook aansprakelijk voor. Op grond van de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) geldt een ketenaansprakelijkheid voor het salaris van werknemers. Werknemers kunnen bij onderbetaling of achterstallig loon dan niet alleen een loonclaim indienen bij hun eigen werkgever (de ondervervoerder), maar ook direct bij de hoofdvervoerder als opdrachtgever (en uiteindelijk zelfs bij de klant).
De hoofdvervoerder (en de klant van de hoofdvervoerder) is in dit kader ook verantwoordelijk om te controleren of het transporttarief voldoende toereikend is om het juiste salaris in de gehele keten te kunnen voldoen. Is dat niet het geval, dan halen de hoofdvervoerder en de klant daar dus al snel aansprakelijkheid mee op de hals.
Tot slot wil ik de fiscale ketenaansprakelijkheid nog aanstippen. Hoewel deze ketenaansprakelijkheid minder snel relevant is bij het uitbesteden van een transportopdracht naar een ondervervoerder die vervolgens de gehele opdracht op eigen verantwoordelijkheid en met eigen personeel uitvoert, is deze vorm van ketenaansprakelijkheid wel relevant bij het inlenen van personeel (bijvoorbeeld via een uitzend- of detacheringsbureau of via collegiale inleen). Draagt de uitlener dan geen of onjuiste loonheffingen, sociale premies of btw af, dan kan de rekening daarvan door de Belastingdienst rechtstreeks bij de inlener neergelegd worden.
Het niet voldoen aan de juiste regels bij het uitbesteden van transportopdrachten en/of het inlenen van arbeidskrachten, kan tot grote (financiële) risico’s leiden. Van boetes, loonvorderingen en belastingaanslagen, tot uiteindelijk zelfs strafrechtelijke vervolging als de regels permanent en bewust niet worden nageleefd.
Om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken, zijn contractuele afspraken met charters en andere samenwerkingspartners van cruciaal belang. Niet alleen om de ketenaansprakelijkheid an sich zoveel mogelijk te beperken, maar ook om de boetes en claims vervolgens op de opdrachtnemer te kunnen verhalen als het toch zo ver komt.
De formulering van die contractuele bepalingen luistert nogal nauw. Het is niet voldoende om een algemene vrijwaringsclausule op te nemen in het contract of in de algemene voorwaarden. Daarnaast zal zo’n clausule ook alleen maar standhouden, als er diverse andere randvoorwaarden aan verbonden worden, bijvoorbeeld over toezicht, naleving en beleid in geval van misstanden. Gelukkig is van opzet in de meeste gevallen natuurlijk geen sprake, maar voor de ketenaansprakelijkheid is opzet niet relevant. Aan het argument “ik wist het niet, dus ik kan ook niet aansprakelijk zijn” gaan rechters en inspectiediensten namelijk regelrecht voorbij.
Michelle Vrolijk
Partner en advocaat bij ITL Attorneys (voormalig Vallenduuk Advocaten)