'Laat leveranciers meedenken met inkoop van facilitaire goederen'
Wat doen gemeenten eigenlijk zelf om hun facilitaire goederen op een duurzame manier op het afleveradres te krijgen?
Best wel iets, maar het kan een stuk beter, zo blijkt uit nieuw onderzoek. Daarin staan aanbevelingen voor gemeenten: kijk naar je interne processen bij nieuwe aanbestedingen. Kijk ook naar de effectiviteit van stadshubs wat betreft reductie van emissies en van transportbewegingen. Want het succes van stadshubs hangt vooral af van wat inkopers doen. Maar ook: maak het interessant voor leveranciers om mee te denken. Dat moeten ze dan ook zelf willen.
Waar gaat het om? Wetenschappers in Groningen hebben de publieke inkoop van gemeenten onderzocht en vooral hoe ze dat inzetten om te komen tot duurzame stadslogistiek. Anna Dreischerf en Paul Buijs, van de Rijksuniversiteit Groningen, kregen onlangs De Best Paper Award van VLW (Vervoerslogistieke Werkdagen) voor hun werk op dit gebied.
Hubs leiden lang niet altijd tot minder vervoersbewegingen
Dreischerf deed uitgebreid deskresearch in het kader van haar promotieonderzoek, waarbij Buijs betrokken is als promotiebegeleider. Ze kwam van alles tegen, vooral nadat ze in detail had gekeken naar de effectiviteit van goederenhubs, waar steeds meer steden zich van willen bedienen. Steeds meer publieke organisaties dwingen min of meer het gebruik van hubs af. Maar is dat wel terecht?
“Het bleek dat hubs lang niet altijd leiden tot minder vervoersbewegingen. Daardoor is het effect op duurzame stadslogistiek beperkt. Soms moet een leverancier zijn spullen afleveren bij een hub, maar gaat vervolgens alsnog de stad in om andere afleveradressen te bezoeken. Het effect is bijvoorbeeld wel groter als meer ontvangers zich aansluiten voor hun zendingen bij een hub, zodat leveranciers niet meer zelf de stad in hoeven. Steden zijn nog echt aan het leren op dit punt.”
Facilitaire goederen betreft een flinke deel van de co2-uitstoot
Buijs snapt wel waarom leveranciers van facilitaire goederen vaak liever een stadshub mijden. “Bedrijven hebben te maken met langetermijncontracten, die kunnen niet zomaar op een andere manier gaan aanleveren zonder extra kosten. Als andere klanten ook hubs gaan inzetten, wordt het wel interessanter. Onze aanname is, dat als we beter begrijpen hoe gemeenten hun inkoop kunnen inzetten om verduurzaming te stimuleren, dat dit kan leiden tot een enorme hap uit de CO2-uitstoot als gevolg van transportbewegingen in binnensteden.” Dat is de achtergrond van de analyse die is gedaan. Uit eerder onderzoek blijkt dat facilitaire logistiek verantwoordelijk is voor ongeveer 10 procent van de vervoersbewegingen en uitstoot.
Voor haar onderzoek ploeterde Dreischerf door een kleine honderd publieke aanbestedingsdocumenten. Daarin staan de eisen en gunningsfactoren die inkopers op gemeentelijk niveau stellen. In de meeste aanbestedingen staan aanvullende eisen ten aanzien van duurzaam transport. Ook wordt de vraag voorgelegd hoe de leverancier denkt kilometers te kunnen besparen op deze vervoersstroom of hoeveel elektrische voertuigen er worden ingezet.
Niet iedereen heeft hetzelfde doel
Anna dreischerf: “Niet alle gemeenten hebben hetzelfde doel. Sommigen gaan voor zero emissie, anderen kijken toch meer naar minder voertuigbewegingen om de verkeersoverlast te drukken. Leveranciers willen graag hun eigen kennis op dit gebied delen, maar krijgen ze lang niet altijd de kans daartoe; hoewel gemeenten best zien dat ze soms best gelijk hebben. Dan ontstaat er een spanningsveld. Gemeenten weten vaak niet wat leveranciers verder doen aan afleveringen in binnensteden, daar zijn ze niet mee bezig.”
Lange termijn dus zwaardere eisen
Paul Buijs: “Het liefst wil je in de publieke inkoop van beide kanten langdurig samen verder. Maar dat betekent wel dat je lange tijd gebonden bent aan afspraken die ooit zijn gemaakt. Je kunt dus niet zomaar verbetering daarin toepassen, zonder weer opnieuw aan te besteden. Met het opstellen van de eisen of gunningscriteria gaan gemeenten daarom bewust verder dan wat via bijvoorbeeld milieuzones al wordt afgedwongen. Op die manier willen gemeenten leveranciers die vooroplopen op het gebied van duurzaamheid belonen.”
Inkoopkracht is van invloed op verduurzaming distributie
De oplossing zou zijn: ga gewoon om tafel zitten. Maar dat ligt toch vaak gecompliceerder, zo zijn de eerste
bevindingen die nu zichtbaar zijn uit het onderzoek.
Dreischerf: “Met hun inkoopkracht kunnen gemeenten echt invloed uitoefenen op verduurzaming, maar aan de andere kant moeten ze ook voldoen aan allerlei regels die aanbesteding met zich meebrengt. Een gemeente moet vooraf bijvoorbeeld aangeven, dat ze twee keer per week een levering willen. Als naderhand blijkt, dat een wekelijkse levering beter is, kan dit niet worden aangepast totdat er een nieuwe aanbesteding plaatsvindt, omdat andere aanbieders weer moeten kunnen meedoen als de eisen veranderen. Dat maakt het lastig. Leveranciers vertellen ons dat ze heel graag duurzaam willen afleveren, maar ze zijn heel afhankelijk van de vraag en van de formulering van de eisen en gunningscriteria. De aanbesteding zou hen de ruimte moeten geven om zich op het aspect duurzaamheid te onderscheiden”
Documentenanalyse en aanvullende interviews
De toekenning van de VLW award is vooral toe te schrijven aan de analyse van een grote hoeveelheid data die dreischerf boven tafel heeft te weten te krijgen over de gunningscriteria uit 96 aanbestedingsdocumenten van 25 gemeenten. “Het is allemaal publiek toegankelijke informatie. Ik heb gekeken naar de periode 2015 – 2021 en daarin zie je dat eisen steeds strenger worden. Vervolgens heb ik gesproken met inkopers, beleidsmakers en leveranciers. Deze documentenanalyse is het eerste deel van mijn onderzoek. Dat krijgt een vervolg in de vorm van een casestudy. Als het goed is, levert dat een beeld op over hoe beleidsmakers samenwerken met inkopers in een specifieke aanbesteding en ook met leveranciers.”